Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch [1]ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam [2]een kind is, zo verschilt hij [3]niets van een dienstknecht, hoewel hij [4]een heer is van alles; 1. Dat is, hetgeen ik gezegd heb, hfdst.3 vs.24,25, dat de wet onze tuchtmeester is, verklaar ik nu met een andere gelijkenis ook van menselijke zaken genomen. Zie dergelijke 1 Kor.5:6; 2 Kor.9:6. 2. Dat is, nog onmondig is en minderjarig. 3. Namelijk wat aangaat het tegenwoordig gebruik van het erfgoed, hetwelk hij alzo weinig mag aantasten en gebruiken als een dienstknecht, alzo hij hierin zijn eigen meester nog niet is, maar onder anderen staat. 4. De eigendom van al het goed des erfdeels hem toebehoort.